Magisch vond ik het, toen ik het originele Fabrica-boek uit de Gouden Eeuw fotografeerde. Met op de eerste bladzijde het handschrift van Nicolaes Tulp, de dokter die we nog kennen van Rembrandts Anatomische les. De geschiedenis voelt dan zó dicht bij.
De grote meesters waren verhalenvertellers. Niet hun ego of hun persoonlijkheid deed er het meeste toe, maar hun werkelijkheid. Die brachten ze naar het doek. En ik breng hem weer terug naar mijn werkelijkheid.
Alles wat je op deze werken ziet, heeft betekenis. Het klopt tot in het kleinste detail. De foto’s zijn gemaakt in de hoogste resolutie die bestaat. Hierdoor kun jij je er met je neus bovenop staan, én van een afstandje kijken. Je bepaalt zelf het perspectief.
Duik in het verhaal en beleef het plezier van kijken in het verleden. En de gein van verstopte grapjes en symbolen (de audiotour helpt je daarbij). Geef je over, en zie dat er altijd wel iets te ontdekken is.
Julius Rooymans
Ho, stop. Kijk even goed! Wat zie je? Dit zijn fotografische kunstwerken die je vertellen over het leven en werk van beroemde schilders. Met figuranten uit 2021, gewoon aangesproken in de winkelstraat, of weggeplukt vanachter de kassa van de supermarkt. Via hen kijk je vier eeuwen het verleden in. En ervaar je: we zijn als mensen niet wezenlijk veranderd. Julius Rooymans maakte de fabelachtige composities. Een monnikenkarwei, met enorm oog voor detail uitgevoerd.
Kunstenaars zijn in zekere zin uitvinders. Altijd op zoek naar betere pigmenten, materialen en technieken. Daarin lijken wij softwaremakers op hen. We delen de liefde voor details en schoonheid. Want software wordt pas echt goed gebruikt als ze werkbaar én aantrekkelijk is.
We staan op de schouders van reuzen. Als bedrijf op die van onze oprichters. En als maatschappij op die van de grote kunstenaars. De schaduw van de meester is een ode aan alle mensen die ons inspireren. Ook – en misschien wel vooral – aan de gewone vrouwen en mannen die je ziet op deze foto’s. De mensen voor wie wij in deze tijd het werk leuker en beter willen maken.
Bas van der Veldt en Arnold Mars